gorges
Le Bouchon

Le Bouchon

Donderdag, 21 juli 2005

Lang zal ik leven, maar niet in de gloria. Want vanmorgen werd ik wakker met een linkeroor dat helemaal dicht zat. Water, dacht ik, van het zwembad. Ik ging voor de wastafel staan, plaatste de palm van mijn hand als een soort zuignap over mijn oor en maakte een snelle wegtrekkende beweging in de hoop dat daardoor het water los zou komen. In plaats daarvan voelde ik een snijdende pijn in mijn oor, zo hevig dat ik dacht dat mijn oor uit mijn hoofd gescheurd had.

Trudy liet de receptioniste naar een ‘medicin’ bellen. We konden direct komen, een villa aan het plein waar het inmiddels wemelde van de mensen. Het was markt. Met moeite vonden we het juiste adres.

De dokter was een aardige man, maar een chaoot, hij schreef niks op, behalve mijn naam. Toen hij mijn oor onderzocht, trilden zijn handen een beetje en hij rook hevig naar oude tabakslucht. Met regelmaat pufte hij, zoals iemand met een flinke kater.

‘Oui,’ hij zag het al, ‘un bouchon’, een propje oorsmeer, en al behoorlijk oud zo bleek, want hij kreeg het er maar niet uit, ook niet nadat hij mijn oor met minstens twee liter water – dat hij opwarmde in een soort koffiezetapparaatje – had doorgespoeld. Nadat hij ook tevergeefs had geprobeerd de prop met een pincet te pakken – waardoor het volgens mij nog dieper de gehoorgang werd ingeduwd – gaf hij het op en belde een collega, een KNO-arts. Die bleek schuin tegenover ons hotel te resideren. Ongelukkig genoeg zou hij pas tegen vijf uur tijd hebben, als het meezat. Daar konden we niet op wachten. We wilden naar Grasse, naar het volgende hotel, en dat was ook nog zeker drie uur rijden, zeker als we ook nog de Gorges du Verdon wilden zien, en dat wilden we. Dus kochten we, op advies van Trudy die een hele geschiedenis met haar oor achter de rug heeft, een fles arachideolie (van pinda’s) en een zak watten. Terwijl ik mijn hoofd op de achterbank vleide, goot ze met de flessendop wat olie in mijn oor en ik sloot de gehoorgang vervolgens af met een watje. De truc is, dat de olie de oorsmeerprop week maakt. Dit duurt een dag of drie, dan is de prop zacht genoeg om uitgespoten te worden. Dat kan dan gewoon dokter Lemain doen, thuis.

Er trad direct enige verlichting in, waardoor mijn moraal zich voor een belangrijk deel herstelde. Niet top, maar genoeg om weer te kunnen genieten.

Vlak voordat we de Gorges du Verdon binnenreden, pikten we een jong stel op dat stond te liften. Ze kwamen uit Polen, Warschau. Het meisje heette Eva, de jongen had een naam die alleen uit medeklinkers bestond. Ze moesten naar Castellane aan het andere eind van de Gorges. Daar werd hun golfje, nu – inmiddels voor de tweede keer en vanwege hetzelfde euvel – gerepareerd.

De weg voerde langs een kloof die vooral aan het begin, waar de Verdon uitmondt in het bijna onnatuurlijke turkooisblauwe Lac de la Croix. Een paar keer gestopt om foto’s te maken.

Verder stroomopwaarts wordt de kloof minder diep en ligt de weg nog maar een meter of tien hoger, we volgen de almaar smaller wordende rivier. In Castellande nemen we afscheid van het Poolse stel en verlaten de Gorges. We gaan omhoog nu richting Grasse. Hoge bergtoppen om ons heen. Het hoogste punt dat we passeren ligt op ruim 1100 meter hoogte. Ook daar is het nog dertig graden.

Grasse ligt uitgestrekt over verschillende heuvels. Ons hotel ligt in het oude centrum van de stad. Panorama heet het en die naam verdient het ook. Vanuit onze kamer kijken we uit over vrijwel de hele stad. Adembenemend, ondanks de drukte, de herrie, de markt en de hitte. We hebben namelijk de luxe dat onze kamer niet alleen airco heeft maar ook een dubbele balkondeur, waardoor we vrijwel geen stadsgeluiden hierboven op de vijfde etage doordringen. Ook wel raar, wat het is koel en je hoort niks, dat is zo ongeveer wat je bij ons in oktober kunt verwachten. Maar goed, ’t slaapt in elk geval een stuk beter dan zonder.

Ze hebben ook een nadeel die dubbele deuren, zo ondervonden we. We hadden ons net geïnstalleerd en Trudy was bezig in de badkamer en ik was het balkon opgelopen om me te verbazen over het uitzicht. Ik riep Trudy om te komen kijken. Deed ze. Alleen schoof ze beide deuren helemaal dicht. Ai! Zaten we opgesloten op ons eigen balkonnetje in de warmte en de stank. En we konden niet bellen. Gelukkg kwam er op straat, vijf verdiepingen lager, een moeder voorbij met kinderen, waarvan er één zo voorzienig was om naar boven te kijken. Trudy riep haar, zij waarschuwde haar moeder, de moeder het meisje van de receptie en die weer iemand van het personeel, die ons binnen tien minuten wist te ontzetten.

’s Avonds mijn verjaardag gevierd in ‘La Voute’, een tout petite restaurantje. ‘Gewelf’ betekent dat. Trudy wilde een salade vooraf en daarna tagliatelle met gerookte zalm (moet je van houden). Een salade niçoise moest het nu eindelijk eens worden. En dichter bij Nice zullen we niet komen. Het was dus nu of nooit.

Terzijde: Ondertussen hoor ik dus nog steeds niks links. Dat oor zit echt hartstikke verstopt. Trudy was al doof aan één kant. Of liever bijna doof, want ze hoort rechts nog maar voor 30 procent. Ik moet dus steeds aan haar linkerzijde lopen of zitten, anders kunnen we beter maar niks tegen elkaar zeggen. Gelukkig is dat ook onze positie in de auto.

Maar goed, komt die jongen dus een salade brengen waar je u tegen zegt. Een berg tonijn, met ansjovis, komkommer, tomaat en sla van ongeveer 20 centimeter hoog. Ik heb er een foto van gemaakt, anders gelooft niemand me. Ik had cordon bleu met spaghetti bolognese. Wel lekker, maar de saus heb ik tot diep in de nacht geproefd, omdat hij zo om het half uur met wat maagzuur naar boven kwam. Daarna nog even door de oude stad gelopen met z’n steegjes die soms nauwelijks meer dan een meter breed zijn. Maar ze zijn slecht verlicht en het stinkt er naar riool en te lang opgestapeld huisvuil.

Terug naar boven
Terug

This is a unique website which will require a more modern browser to work!

Please upgrade today!

Share