vliegt
Het vliegt en het…

Het vliegt en het………

‘Pap, ik heb een kolibrie gezien! Dáár!’

Mijn dochter Eva wees naar een groepje uitbundig bloeiende stokrozen langs de rand van het Zuid-Franse zwembad. Met hun bleke stengels in de tot barstens toe verdroogde bodem stonden ze roze te zijn tegen het hoog opgaande gaas. Ze trokken zich niets aan van de verzengende zon.

Het was tijdens de canicule van 2003, de beruchte hittegolf die alleen al in Frankrijk aan bijna vijftienduizend – meest bejaarde – mensen het leven zou kosten.

‘Dat kan niet’, zei ik. ‘Kolibries komen hier niet voor.’

Dat wist ze zelf eigenlijk ook wel. Maar toch.

Ik liep met haar mee, voorzichtig van het ene schaarse graspolletje naar het andere springend om mijn voeten niet te schroeien aan het gloeiendhete zand.

‘Kijk, daar vliegt-ie!’ riep ze.

En inderdaad, het diertje dat nerveus van de ene bloem naar de andere zoefde, had echt een kolibrie kunnen zijn. Het was zo’n centimeter of vier, vijf groot en bleef dankzij z’n ongelooflijk snel op en neer gaande vleugeltjes steeds net lang genoeg boven een bloem hangen om met z’n gekromde naald-dunne snuit wat nectar op te zuigen. Maar het bewoog zo vliegensvlug en zo onrustig dat ik geen details kon waarnemen. Het enige wat ik zag, was een vibrerend oranje waas ter hoogte van de luid snorrende vleugeltjes.

Die avond, toen het donker enige verkoeling bracht, posteerde ik me met olielamp en insectenboek op het terrasje voor onze gîte en begon aan de welhaast onmogelijke opgave om de naam van het beestje te achterhalen.  Want dat het een insect was, stond voor mij vast.

Ik probeerde verschillende determineertabellen, bekeek alle afbeeldingen, bladerde van voor naar achter en weer terug. Maar steeds liep ik vast omdat we onvoldoende, of liever: helemáál geen details hadden kunnen zien. Vragen over kleuren, poten, thorax, abdomen, voelsprieten, vleugels, ik kon ze niet beantwoorden omdat, ja, omdat ik eigenlijk niks definieerbaars gezien had en toch iets heel bijzonders!

Plotseling kreeg ik een ingeving. Als wij – zo dacht ik – in dat driftig snorrende insect een kolibrie konden zien, waarom dan ook niet degenen die het beestje zijn naam hadden gegeven?

Ik sloeg de index achterin open. En ja hoor.

Onder de K las ik: ‘Kolibrievlinder’. En: ‘Zie plaat 25, bladzijde 206.’ Hij wordt ook wel ‘meekrabvlinder’ of – grappig – ‘onrust’ genoemd.

Intuïtief weet je vaak meer dan je denkt.

Terug naar boven
Terug

This is a unique website which will require a more modern browser to work!

Please upgrade today!

Share