edewageningen
Ede-Wageningen

Ede-Wageningen

Ede-Wageningen. Hij herinnerde zich dat hij hier altijd moest overstappen. De trein nam naar Amersfoort, waar hij in dienst zat. Omdat die trein een half uur later kwam, at hij vaak wat in de stationsrestauratie. Dat was zo rond half tien, een jaar lang elke zondagavond. Het was dan heel rustig. Het kleine station met zijn restauratie was een eiland van licht in het novemberdonker. Slechts zelden zat er iemand als hij daar binnenkwam. Er was alleen de restaurateur, een vriendelijke oudere man die overduidelijk vermoeid was na zo’n lange dag. Hij bestelde steevast een bord frites, een frikandel en een glas bier. Ook al moest hij van dat laatste altijd naar de wc, hetgeen hij zo lang mogelijk uitstelde.

Eén keer slechts in de vier maanden dat zijn opleiding hem noodzaakte naar Amersfoort te reizen, had hij iemand anders aangetroffen. Hij had zojuist zijn frites besteld toen de deur openging en er een jonge vrouw binnentrad. Ze droeg haar korte zwarte haar – geverfd, dacht hij – in een pagekapsel zoals dat in het Parijs van de jaren vijftig in de mode was. In beide oren droeg ze in zilver gevatte mat glanzende parels. Een modieuze, stijlvol gesneden spijkerjas met opstaand bontkraagje prijkte boven een witte linnen broek met wijd uitlopende pijpen. Aan haar voeten droeg ze zilverkleurige pumps van overdadig bewerkt leer. Hij kon zich haar kleding nog zo goed herinneren omdat ze zo onwezenlijk lang in de deur opening was blijven staan. En natuurlijk ook vanwege de gebeurtenissen die later zouden volgen.

Ze leek besluiteloos alsof ze niet zeker wist of ze hier wel moest zijn. Ze droeg twee grote tassen aan riemen over haar linkerschouder, en een kleinere tas over haar rechterschouder. Haar ogen gingen naar de klok boven haar tegen de muur. Ze blies nogal luidruchtig, wierp de tassen van zich af op de grond en schoof ze met haar rechtervoet naar het dichtstbijzijnde tafeltje. Op dat moment zag ze hem.

Ze knikte, een onuitgesproken groet.

‘Hoi’, glimlachte hij. En keek in zulke mooie donkere ogen, dat hij liever niet etend door haar gezien wilde worden. Dus schoof hij zijn halflege bord voorzichtig en ogenschijnlijk zonder haast van zich af.

Ze ging een tafeltje verderop zitten en stak een sigaret op. Haar rook gedachteloos uitblazend staarde ze in de duisternis die rondom ons tegen de ramen drukte. Dat ze geen behoefte had aan gezelschap, dus ook niet aan het mijne, was duidelijk. Hij was daar op dat moment. Zij niet. Zij was heel ergens anders. Hoe doordringend hij ook trachtte te kijken – een truc die soms succes had –, het had geen enkel effect. Het idee daarachter was: als je maar lang genoeg naar iemands ogen kijkt komt er vanzelf een moment dat ze ook naar jou kijken.

Terug naar boven
Terug

This is a unique website which will require a more modern browser to work!

Please upgrade today!

Share