preg
Zwangerschapsgymnastiek

Zwangerschaps-gymnastiek

Zwangerschapsgymnastiek is, naar ik aanneem, iets van de laatste twintig jaar. Hoewel ik het nut ervan sterk in twijfel trek, wil ik hier geen oordeel over vellen. Ik wil slechts verslag doen, van die éne keer, dat ik het verschijnsel praktisch aan den lijve heb ondervonden.

In Mook en Middelaar, de gemeente waaronder wij wonen, worden deze ‘oefeningen voor zwangere vrouwen’ gegeven op negen  – hoe treffend – achtereenvolgende donderdagen.

Plaats van handeling is het Groene Kruis-gebouwtje op de hoek van de Koningin Julianastraat en de Groesbeekseweg, hetzelfde waarin ik zo’n dertig jaar geleden ter consultatie ging, natuurlijk samen met mijn moeder. Ofschoon ik daar kwam van mijn eerste tot mijn vijfde levensjaar, staat me de inrichting van de consultatieruimte nog helder voor de geest: aan weerszijden tegen de muren stond een lange tafel met om de meter een houten tussenschot. Daartussen werd je als peuter neergekwakt, om te worden uitgekleed door de handen van je moeder, geholpen door die van een zwaarlijvige, grof beledemate verpleegster, om vervolgens te worden onderzocht door de dokter, een man van heel hoog, en heel ver weg.

Nadat je gewogen, gemeten en geprikt was, kreeg je tot slot de opdracht om op de rug van je hand te blazen met je lippen strak op de huid gedrukt. Voor je goed en wel besefte wat er gebeurde, verdween fluks de doktershand in je rafelige onderbroek en drukte met duim en wijsvinger van opzij tegen je peuterballetjes aan.

Datzelfde gebouwtje dus, met diezelfde boom ernaast, alleen veel hoger nu.

Toen wij, mijn zes-en-een-halve-maand-zwangere vrouw en ik, het gebouw binnengingen was er tot mijn stomme verbazing niets meer dat nog aan die tijd van consultatie herinnerde. En dat wekte mijn verontrusting. Ik raak namelijk steevast hevig verontrust, wanneer een gebeurtenis anders uitpakt, een ruimte anders oogt, het nooit geziene gezicht bij een vaak gehoorde stem anders blijkt dan ik zo voorondersteld had.

De aanblik van zeven zwangere vrouwen, vergezeld van evenzovele aanstaande vaders, die, net zoals ik, alleen maar waren meegegaan omdat men ze gevraagd had, droeg aan die verontrusting het nodige bij.

De eerste vrouw die ik nader bezag deed me om achterhaalde redenen denken aan ‘Marie uit de leren mem’. Ik heb haar nooit gezien, zelf, maar mijn vader vertelde dat ze aan het eind van elke middag in het café met haar knobbelige voeten en een teiltje lauw water ging zitten, en van daaruit haar man, een kreupele zestiger met een compleet kaal hoofd, al het werk liet doen.

De tweede vrouw wekte mijn wellust op. Ze was blond en vrolijk. Een open gezicht met heldere ogen. Ze droeg haar buik en haar tuitende borsten met trots en vreugde, niet gelijk zo vele vrouwen als drie plastic zakjes met water, één grote en twee kleintjes.

De derde vrouw was een evident exponent van het plastic-zak-type. Je kreeg pijn in je rug al van het zien hoe ze zat en zich bewoog.

Ik wil best geloven dat zo’n baarmoeder gevuld met geboortebegerig leven consequenties heeft voor je lichamelijk evenwicht, lauter is gelaat maar zoals zij met haar gekromde rug en met haar buik manoeuvreerde, dat hoeft niet!

De buik van de derde vrouw riep het beeld bij me op van de rode, ronde neus met putjes van W.C. Fields.

Vreemd? Ja, misschien wel, maar dan toch niet éng vreemd.

Terug naar boven
Terug

This is a unique website which will require a more modern browser to work!

Please upgrade today!

Share